m. (-en), meestal eindloze riem van kunststof met inlage en in dwarsrichting geplaatste tanden.
De inlage van een tandriem is bij voorkeur een eindloze trekkabel b.v. van staal in de kunststof polyurethaan, of glasvezel in neopreen. Nadat de kabel om een mal gewonden is, wordt de kunststof ingespoten. Vervolgens wordt de riem op de gewenste riemdikte gesneden. Op trapeziumvormige tanden grijpt de kracht alleen op de voet aan. Voor een betere krachtoverbrenging en groter vermogen worden de nieuwere ronde tanden aangebracht. De tanden passen in overeenkomstige uithollingen van speciale riemschijven.
De breedte en doorsnede van de tandriem zijn afhankelijk van het over te brengen vermogen. Het toepassingsgebied is universeel omdat er geen slip optreedt. Tandriemen hebben geen rek, bijna geen voorspanning, grote overbrengingsverhouding, eenvoudige constructie, geen smering, gering onderhoud en zijn betrekkelijk goedkoop. Nadelen zijn een relatief grote inbouwruimte en een sterk geruis bij hoge omtreksnelheden. De eerste tandriem bezat katoenkabels en werd in 1945 in een naaimachine toegepast in de VS.