m. (-en), vloerconstructie samengesteld uit geheel of gedeeltelijk fabriekmatig vervaardigde onderdelen van grindbeton, lichtbeton of holle baksteen, al of niet gewapend met zachtstaal ofwel voorgespannen.
De meeste systeemvloeren behoren tot de volgende typen. Ribbenvloer: samengesteld uit in de fabriek vervaardigde vulelementen, die worden samengevoegd met in het werk te storten gewapende langsen dwarsribben en meestal voorzien van een zgn. druklaag van 30—50 mm dik beton. De vulelementen zijn in het algemeen van lichtbeton, ze worden aangebracht op een zgn. open bekisting. Ze vormen te zamen de eigenlijke bekisting voor de in het werk te storten ribben. Balkenvloer: samengesteld uit in de fabriek vervaardigde gewapende of voorgespannen balken, waartussen lichtbetonnen niet dragende elementen, in het werk samengevoegd met beton en al dan niet voorzien van een druklaag. Plaatvloeren: samengesteld uit in de fabriek vervaardigde plaatvormige elementen van gewapend of voorgespannen beton, die, hetzij in geprefabriceerde toestand reeds volledig de vereiste draagkracht bezitten, hetzij in het werk met behulp van aanvulbeton en een constructieve deklaag afgebouwd moeten worden.
In het laatste geval behoeven dergelijke elementen in montagetoestand één of meer tijdelijke ondersteuningen. T-vloeren: samengesteld uit fabriekmatig vervaardigde gewapende of voorgespannen betonelementen met een Tof dubbel T-vormige dwarsdoorsnede die met de flenzen aansluitend aan elkaar worden gelegd, al of niet voorzien van een verbindende deklaag van beton.
Er bestaan vele systeemvloeren die niet precies in een van de hiervoor genoemde rubrieken passen en een combinatie vormen van deze indeling. Zo bestaan er systeemvloeren waarbij gebruik wordt gemaakt van stalen bekistingsplaten die in de vorm van een ribbenvloer zijn gebogen. Deze platen dienen als zgn. verloren bekisting van de in het werk te storten vloercombinatie, waarbij de staaldoorsnede gedeeltelijk als hoofdwapening in rekening gebracht mag worden. De meeste Ned. systeemvloeren voldoen niet geheel aan de eisen die de Voorschriften beton ’74 aan betonvloeren en balken stelt. Daarom is de toepassing in Nederland onderhevig aan de toekenning van een KOMO-attest.
In België wordt gesproken van geprefabriceerde vloer (normblad NBN 539, Geprefabriceerde vloeren van gebakken aarde en van beton). Er worden vijf typen gedefinieerd.
1. Met aaneensluitende balken of platen. Deze worden op de steunpunten sluitend tegen elkaar geplaatst, de voegen met mortel of al dan niet gewapend beton gevuld. Er zijn geen vulof tussenblokken. Dit type kan, evenals de 2e en 3e, van een versterkingslaag met of zonder tijdelijke ondersteuning voorzien worden.
2.Met balken en tussenblokken. Tussen de op steunpunten gelegde balken worden blokken aangebracht, de voegen met mortel of al dan niet gewapend beton gevuld.
3. Met balken en tussenliggende vulblokken. Tussen de niet-aaneensluitende balken op steunpunten worden vulblokken gelegd.
4. Met op gebetonneerde balken gelegde tussenblokken. De balken of ribben worden ter plaatse uit beton vervaardigd. 5.
Met ribbenvloer op vulblokken. De vloer van gewapend of voorgespannen beton wordt gestort op vulblokken die van het geheel deel uitmaken.