Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Scintigrafie

betekenis & definitie

v., (ook: scintiscanning), registratie, na toediening van een radioactieve stof, van de door een orgaan of weefsel uitgezonden radioactieve straling met behulp van een scintillatieteller, en wel zodanig dat een afbeelding van het orgaan (scintigram) ontstaat.

De scintigrafie berust op de omstandigheid dat bepaalde organen een min of meer sterke affiniteit hebben voor bepaalde (radioactieve) elementen. Na inspuiten of innemen van een radioactief isotoop kan men met een scintillatiecamera de grootte en lokalisatie van een bepaald orgaan, eventueel de uitval van de functie van een deel van een orgaan, of de aanwezigheid van bepaald weefsel op een plaats waar dat niet thuishoort (métastasé) aantonen. Het oudst is het schildklieronderzoek met radioactief jood; strontium hoopt zich op in beenweefsel; voor de lever gebruikt men goud en technetium; de milt kan men zichtbaar maken doordat de rode bloedlichaampjes radioactief chroom opnemen; bij het onderzoek van ziekteprocessen van de long injecteert men aggregaten van albumine (een bloedeiwit) met daarin radioactief jood of technetium; ook voor aandoeningen van de hersenen, de nieren, het hart enz. kan men van scintigrafie gebruikmaken. Meestal zijn gelokaliseerde ziektehaarden (door uitval of juist door intense stapeling van het element) veel beter met scintigrafie te diagnosticeren dan diffuse ziekteprocessen, waarbij de scintigrafie als functieproef een zeer nuttig diagnostisch hulpmiddel is.