Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schutterij

betekenis & definitie

v. (-en),

1. (hist.) plaatselijk korps van burgers, dat in tijd van oorlog mede zijn stad moest verdedigen en voorts belast was met de wacht en de handhaving van de orde; de Ned. territoriale gewapende macht;
2. schietvereniging, een folkloristische voortzetting van de middeleeuwse schuttersgilden.

MILITARIA

De Ned. schutterij, ingesteld in 1827, was bestemd voor de territoriale verdediging en de handhaving van orde en rust in het land in geval van oorlog. De dienstdoende schutterij bestond in gemeenten met meer dan 2500 inwoners, de rustende schutterij in de overige maar deze deed in vredestijd geen dienst. De sterkte bedroeg 2 man per 100 inwoners. De schutterij was in 1907 geheel verdwenen.

VOLKSKUNDE

Als geestelijke broederschap verlenen de schuttersgilden ook bijstand, vooral bij de jaarlijkse Sacramentsprocessie (bijleman). Als vermaak beoefenen zij het vogelschieten. Met Kerstmis en Pinkstermaandag, Hemelvaartsdag of op de feestdag van de patroon vindt nog het vogel-of koningschieten plaats. Dan wordt een houten vogel versierd met bonte pluim (de ‘gaai’, vandaar gaaischieten) bovenop een hoge paal bevestigd. Wie hem er afschiet, is koning voor één jaar en wordt bekleed met het zilver: de halsketen met platen (schilden) en zilveren vogel.

De koning is verplicht het zilver te verbeteren, d.w.z. een zilveren schild te schenken aan de gildeketting. Wie drie jaar achtereen koning schiet, is keizer voor het leven en ontvangt het zilver in volle eigendom, maar het gilde mag dit voor een vastgesteld bedrag lossen. De koning kiest een koningin en geeft hier en daar een kleine traktatie in plaats van de vroegere gildemaaltijd.

Een schilderachtig schouwspel bieden de schutters in Brabant, Limburg, Gelderland en Vlaanderen met hun breedgerande pluimhoeden, hagelwitte pantalons en oranje sjerpen, in Limburg ook wel in kledij, vervaardigd naar oude legeruniformen. Bij de optocht zwaait de vaandrig zijn dunne zijden vaan onophoudelijk in een reeks van in elkaar vloeiende zwenkingen (vendelzwaaien), terwijl in Gelderland en Limburg de bieleman (bijleman, sappeur) met veel ceremonieel een paaltje omhakt (waarschijnlijk een overblijfsel van de vroegere gewoonte dat sappeurs legerafdelingen voorafgingen en met bijlen een weg kapten). In Vlaanderen, Brabant en Gelderland schiet men met handen voetboog en geweer, in Ned. Limburg uitsluitend met een buks. De verspreiding van de schutterij draagt een regionaal karakter. In Overijssel werden na 1920 en opnieuw na de Tweede Wereldoorlog schutterijen opgericht onder Duitse invloed, met overneming van Duitse gebruiken (troonrede van de nieuwe koning).

De schuttersgilden zijn in Nederland regionaal georganiseerd in federaties (Limburg, Noord-Brabant, Gelderland). In Limburg wordt ieder jaar op de eerste zondag in juli, afwisselend in Ned. en Belg. Limburg, het Oud Limburgs Schuttersfeest gehouden, waaraan ca. 150 schutterijen deelnemen. In 1960 is opgericht de Stichting tot Steun aan het Schutters-en Gildewezen in de beide Limburgen, die in kasteel Hoensbroek een schutterij museum heeft geopend.

LITT. S.J.v.d.Molen, Levend volksleven (1961); A.G.van Dalen, Onze schutterij. Dertig jaar gildewezen in Gelderland (1977).

< >