Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schröder, rudolf

betekenis & definitie

Alexander, Duits dichter, *26. 1. 1878 Bremen, ✝22.8.1962 Bad-Wiessee. Schröder was van 1905—35 binnenhuisarchitect en richtte met A.Heymel en O.Bierbaum in München het tijdschrift Die Insel op (1899—1902), waaruit de Inselverlag (1902) is ontstaan.

Hij was bevriend met H. v.Hoffmansthal, R.Borchardt en R.M.Rilke en behoorde tot de christelijke verzetsgroep Eckart. In 1946 werd hij museumdirecteur in Bremen. In de eerste plaats is Schröder lyrisch dichter van een eigen, niet door tijdgenoten beïnvloede stijl, trouw aan de traditie, harmonisch, zuiver en voornaam van toon. Hij vertaalde vele klassieken en ook moderne auteurs, onder wie G.Gezelle, S.Streuvels, H.Teirlinck en andere Vlamingen. Werken: Unmut (1899), Empedokles (1900), Mitte des Lebens (1930), Ballade vom Wandersmann (1935; vermeerderde uitg. 1947), Die weltlichen Gedichte , Alten Mannes Sommer (1947); proza: Der Wanderer und die Heimat (1931), Aus Kindheit und Jugend (1935). Uitgave: Gesammelte Werke (8 dln. 1952-65). LITT. H.v.Arnim, Christliche Gestalten: R.A. Schröder (1972).

< >