Max, Duits filosoof, *22.8.1874 München, ✝ 19.5.1928 Frankfort aan de Main. Scheler studeerde te Jena bij R.C.Eucken.
In 1919 werd hij hoogleraar te Keulen, later te Frankfort aan de Main. Hij onderging de invloed van Husserl en heeft een belangrijke bijdrage geleverd tot het ontstaan van de existentiële fenomenologie. Een diep religieuze beleving bleef een overheersende factor in zijn denken, ook daar waar hij tot tweemaal toe brak met de Rooms-Katholieke Kerk. Naast het religieuze idealisme van Eucken wist de fenomenologische methode zijn aandacht steeds meer te boeien, zoals zijn hoofdwerk Der Formalismus in der Ethik und die materiale Wertethik (1913-15) getuigt. De emotionele beleving echter heeft bij Scheler voorrang op de reflectie. Na de Eerste Wereldoorlog ging zijn aandacht in de richting van de godsdienstfilosofie (Vom Ewigen im Menschen, 1921).
Hij wees op de oorspronkelijkheid van de waardenbeleving ten opzichte van de intellectuele kennis: kenobjecten moeten eerst voorwerp van liefde en haat zijn alvorens intellectueel gekend en geanalyseerd te worden. Liefde en haat zijn de oorspronkelijkste emotionele acten, die al het andere funderen. In deze periode benadrukte Scheler dat het doel van de filosoof is: een eenheid tot stand te brengen van zichzelf met het wezenlijke; doordat God alle wezens omvat, is filosoferen natuurlijke Godskennis. Aan het einde van zijn leven ging Scheler oog krijgen voor het dynamisch karakter van de waarden, zoals die door de geschiedenis tot uitdrukking werden gebracht. Als bron van het dynamisch gebeuren fascineerde hem de werking van het driftleven. In zijn Wesen und Formen der Sympathie (1931) richtte hij zich vooral op het (kosmische) leven, waarin de Eros de scheppende kracht vormt.
In 1928 verscheen Die Stellung des Menschen, een kort begrip van zijn verworven antropologische inzichten. Het belichaamt de radicale doorvoering van zijn fenomenologische methode. Zijn Godsbeschouwing is nu geheel antropocentrisch gericht: God verwerkelijkt zich in de mens. Schelers invloed is groot geweest. Mede door zijn arbeid heeft de ‘verstehende’ psychologie zich positief kunnen ontwikkelen. Zijn Versuche zu einer Soziologie des Wissens (1924) intensiveerde de belangstelling voor de sociologie.
Ook de ethiek, b.v. die van Hartmann, heeft belangrijke impulsen aan Schelers gedachtengoed te danken. Zijn betekenis is er vooral in gelegen dat hij in een tijd van verzakelijking de waarde van de beleving en het gevoel duidelijk heeft geprofileerd. Werken: Die transzendentale und die psychologische Methode (1900), Der Genius des Krieges und der deutsche Krieg (1917), Vom Umsturz der Werte (2 dln. 1919), Schriften zur Soziologie und Weltanschauungslehre (3 dln. 1923—24), Die Wissensformen und die Gesellschaft (1926), Philosophische Weltanschauung (1929). Uitgaven: Schriften aus dem Nachlass (1933); Gesammelte Werke (13 dln. 1954 vgl.); Logik I (1975). LITT. B.Rutishauser, M.Schelers Phanomenologie des Fühlens (1969); F.Hammer, Theonome anthropology? (1972); M.Bracht, Voraussetzungen einer Soziologie des Wissens (1974); M.S.Frings, M.Scheler (1977); J.H.Nota, M.Scheler (1979).