v./m./o. (-en), een boomsoort die tijdens haar ontwikkeling relatief veel schaduw kan verdragen.
Hoewel vele schaduwhoutsoorten hun maximale groeisnelheid pas bij volle belichting bereiken, vertonen ze vooral in de jeugdfasen vaak behoefte aan beschaduwing doordat bij volle belichting andere factoren, b.v. de vochtvoorziening, groeibeperkend worden. Ze vertonen dan ook onder die omstandigheden een langzamer groei dan de meeste lichthoutsoorten en blijven achter of worden verdrongen. In een later stadium komen schaduwhoutsoorten dan onder een scherm van lichthoutsoorten tot ontwikkeling en zullen deze op den duur verdringen doordat de lichthoutsoorten zich niet in de beschaduwde ondergroei kunnen verjongen. Schaduwhoutsoorten overheersen dan ook in de latere stadia van de successie van bostypen. Tot de schaduwhoutsoorten behoren de beuk, de haagbeuk, de zilverden en in mindere mate de fijnspar en de esdoorn.