o. (-ten), gebit (van dieren) waarbij de tanden of kiezen als de bladen van een schaar langs elkaar gaan.
Het schaargebit komt voor bij vleeseters. Het is geschikt voor het vangen en verscheuren van de prooien. De hoektanden en kiezen in onderen bovenkaak staan zodanig ten opzichte van elkaar, dat het voedsel geknipt kan worden.
Bij huisdieren (m.n. paard en rund) komt het schaargebit soms ook voor, hetgeen ongewenst is. De kiezen slijten dan niet regelmatig af, maar worden veel te lang, waardoor het kauwen bemoeilijkt wordt.