o., ben. voor verschillende houtsoorten, die op de zaagsnede een fijne, zijdeachtige glans vertonen, behorend tot de familie Rutaceae.
De handel onderscheidt Indisch of Ceylon-satijnhout afkomstig van Chloroxylon swietenia en Westindisch satijnhout uit Midden-Amerika afkomstig van Zanthoxylum flavum. Deze soorten hebben zwaar, fijnnervig, goudgeel tot groeniggeel glanzend hout en worden gebruikt voor dure meubels en lambrizering, schilderijlijsten, draaiwerk en houtsnijwerk. Het Surinaamse pritijari (Fagara pentandra) wordt ook wel tot de groep gerekend, maar niet het zgn. gevlamd satijnhout (satiné rubané van Ferolia guyanensis, familie Moraceae); nog enkele andere soorten worden ten onrechte satijnhout genoemd.
