Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Roer

betekenis & definitie

1. m., beweging; alleen in de uitdr.: in rep en roer, in grote verwarring, ontsteltenis.

2. o. (-en), beweegbaar vlak aan schepen of luchtvaartuigen waarmee koerswijzigingen kunnen worden teweeggebracht: het roer is gebroken; goed naar het luisteren of scherp op zijn roer zijn, gemakkelijk de werking van het roer volgen (van een vaartuig); uit het roer lopen (van een schip), door enige oorzaak tegen de wil van de bestuurder uit zijn koers lopen; (fig.) de perken te buiten gaan; hou je roer recht, (fig.) val niet, waggel niet (tegen iemand die dronken over de straat zwiert); het roer omgooien, (fig.) een geheel andere gedragslijn gaan volgen; het roer moet om;
3. leiding, bestuur: aan het roer staan, de leiding in handen hebben; het roer in handen houden, niet uit handen geven; zelf het bestuur voeren, de leiding blijven geven; iemand aan het roer brengen, laten, hem aan het bestuur, aan de regering brengen, laten; het roer in handen hebben, een zaak besturen.

LUCHTVAART

Een vliegtuig, uitgezonderd een autogiro en een hefschroefvliegtuig, heeft in het algemeen een hoogteroer, een richtingsroer (staartvlak) en een tweetal rolroeren (aileron). Een luchtschip heeft slechts een hoogteroer en een richtingsroer.

SCHEEPVAART

Aan oppervlakteschepen is het houten of metalen roer draaibaar aan de achtersteven (roersteven) bevestigd. Tijdens de vaart stroomt het water ten opzichte van het schip. Een verdraaid roer ondervindt daardoor aan de voorzijde een overdruk, aan de achterzijde een onderdruk en de resulterende kracht drukt het achterschip opzij. Een (praktisch) stilliggend schip ‘luistert’ dus niet naar het roer. Dit is beter het geval bij een actiefroer.

Zo ook wanneer direct voor het roer een schroef geplaatst is. De nadelige invloed van de wervelingen in het schroefwater kan verminderd worden met behulp van een costabulb. De dikte van een roer neemt veelal naar achteren toe af ten behoeve van een goede bestuurbaarheid bij geringe weerstand. Bij het Oertz-roer vormen een vaste kap (die de roersteven vervangt) en roer een doorgaande stroomlijnvorm.

Schepen die in nauwe vaarwaters moeten manoeuvreren, of ook achteruitvarend goed bestuurd moeten kunnen worden, b.v. veerboten, worden wel voorzien van een boegroer. Een boegstraalroer (boegdrukker) heeft een dergelijke werking, maar is eigenlijk geen roer. Een balansroer heeft een in het midden geplaatste draaiingsas waardoor de verdeling van de erop werkende krachten gunstiger is. Een spaderoer steekt onder de draaiingsas uit en ‘hangt’ derhalve onder het schip.

Een duikroer wordt op onderzeeboten aangetroffen.

GESCHIEDENIS

Op Egyptische afbeeldingen van ca.4200 v.C. staan Nijlboten die door (een) staande roerganger(s) met een roeiriem of stuurriem werd(en) gestuurd. Op zee deden de Feniciërs het op die wijze. De stuurriem bevond zich veelal aan de rechterkant van het schip (stuurboord). Een verbetering was het draaibaar ophangen van een speciale stuurriem, die aan de bovenzijde ondersteund werd en voorzien van een dwarsgeplaatste bedieningsstok. Waarschijnlijk begon in de 2e eeuw n.C. de invoering van het (achter)stevenroer, aanvankelijk staand, later zittend bediend met de haaks op de koningsas bevestigde helmstok (in de kop) of het helmhout (met opening: om de kop).

Aan de achterzijde werd het blad verbreed: de roerklik, voor een betere stuurwerking. Om dezelfde reden werd de draaiingsas steeds meer naar voren ten opzichte van het blad geplaatst. Met het groter worden van de schepen verdween de roerganger onder dek, de helmstok stak door het open hennegat in het schip. Tegen het eind van de 16e eeuw kwam de kolderstok in gebruik: een in het verticale vlak beweegbare hefboom, draaiend om een horizontale as ongeveer halverwege, en waarvan het ondereind om het uiteinde van de helmstok gleed. De later weer op het bovendek staande roerganger kreeg op den duur een hokje om zich heen als bescherming tegen slecht weer (de oorsprong van het stuurhuis). Het zware stuurwerk werd verlicht door het gebruik van stuurtalies, wat weer de opkomst van het stuurrad (18e eeuw) veroorzaakte.

De invoering van de stoomboot veroorzaakte de verplaatsing van het stuurhuis naar het middenschip. De afstandsbediening leidde tot de invoering van een stuurmachine nabij de koningsas. De stoommachine werd weer vervangen door een hydraulische installatie, deze door elektrische en automatische stuurinstallatie.