v., het reinigen of gereinigd worden van een riolering of deel daarvan.
Een riolering moet regelmatig worden schoongehouden. Het bezonken slib in rioolputten en straatkolken wordt in de regel enkele malen per jaar weggezogen met een putzuiger. Straatkolken zijn onderdeel van de riolering voor hemelwater; het slib bevat vaak zand, hout en andere zaken. Putten komen m.n. voor in rioleringen met een zuiveringsinstallatie. De met een putzuiger gewonnen slibhoeveelheid is betrekkelijk klein ten opzichte van die uit een zuiveringsinstallatie.
De rioolbuizen worden als regel eenmaal per 4–5 jaar schoongemaakt met b.v. een rioolreinigingsauto. Kan deze niet gebruikt worden (metselwerk niet bestand tegen hoge persdruk; ‘verstopping’ door ingegroeide boomwortel) dan wordt wel gebruik gemaakt van een doortrekapparaat. Door middel van een lier met staalkabel wordt dan een schijf of baggeremmer door de rioolbuis getrokken. Met behulp van aan elkaar bevestigbare rieten is de kabel eerst door de buis van de ene put naar de andere gevoerd.