m. (-s),
1. plooi of groef in de huid: een gezicht vol rimpels; rimpels in het voorhoofd trekken; (fig.) iemands rimpels wegstrijken, hem zijn zorgen doen vergeten;
2. plooi, vouw of kreuk in een oppervlak: een uitgedroogde appel zit vol rimpels;
3. lichte golving op een wateroppervlak;
4. (elektriciteit) sinusvormige fluctuaties in b.v. een gelijkstroom, verkregen door gelijkrichten van een wisselstroom; rimpelspanning.