v. (-en),
1. het richten: de juiste richting van het geweer;
2. zijde of kant waarheen iets of iemand is gewend of geplaatst of waarheen iemand gaat: de geven, aanwijzen; in de goede, de verkeerde, in omgekeerde richting; (geologie) strekking van een laag; geheel fig.: zijn studie gaat in een andere richting, strekt zich over andere onderwerpen uit;
3. gezindheid, denkwijze, geest: politieke richting;
4. gezindte.