plantengeslacht uit de familie Anacardiaceae, met ca. 90 soorten heesters of bomen, die in de (sub)tropen worden aangetroffen. Blad enkelvoudig, 3-tallig of oneven gevind.
Bloemen klein, in pluimen. Kelken kroonbladen en meeldraden 5; niet zelden zijn de bloemen éénslachtig, met discus. Vruchtbeginsel 1-hokkig, met 1 zaadknop en 4 stijlen. Steenvrucht met 1 zaad. Rhus bevat de huid heftig irriterend sap, dat zwart opdroogt. Beroemd is de ‘japanlak’, die uit het sap van R. succedanea (lakboom) bereid wordt. Uit de vruchten van deze soort wordt japanwas (een vet) gestookt.Overeenkomstige produkten levert de verwante soort R. vernicifera (beide soorten worden wel eens tot Toxicodendron gerekend). Jonge twijgen van R. coriaria (Middellandse-Zeebekken) bevatten een looistof die de voorkeur geniet bij de bereiding van ‘marokkaans leder’. De schors levert een gele en een rode kleurstof. De gehele struik is giftig.
R. typhina (Noord-Amerika) wordt veel in tuinen in West-Europa gekweekt (‘azijnbomen’) vanwege de prachtige herfstkleuren van de (gevinde) bladeren.
Vruchten rood behaard. Bepaald gevaarlijk is R. radiccms, gifsumac (Noord-Amerika), een breed vertakkende heester (takken liggend, wortelend) met lang gesteeld, 3-tallig blad. Het sap is uiterst giftig en veroorzaakt een hardnekkige gevaarlijke huiduitslag (bij gevoelige personen). Enigermate dezelfde eigenschappen heeft R. cotinus, pruikenboom, met enkelvoudig blad en dichte, wollige, pruikachtige vruchtstanden, die in Zuid-Europa inheems is, maar dikwijls als sierboompje wordt aangeplant (soms Cotinus coggygria genoemd).