Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Reukzin

betekenis & definitie

m., het vermogen de aanwezigheid van reukstoffen in het milieu (lucht of water) waar te nemen, een vorm van chemoreceptie.

Kenmerkend voor de reukzin is het feit dat de als prikkels werkzame stoffen al in sterke verdunning en uiterst geringe hoeveelheden worden waargenomen. Tussen landen waterdieren bestaat er ten aanzien van de reukzin in zoverre geen principieel verschil dat ook bij de landdieren de reukstoffen in het vochtige reukslijmvlies moeten oplossen, alvorens zij de reukzintuigcellen kunnen bereiken. Onder de zoogdieren is de reukzin meestal bijzonder goed ontwikkeld; zulke dieren heten macrosmaten. Slechts weinig zoogdieren (mens, apen, vleermuizen) hebben een minder goede neus; deze dieren heten microsmaten. Bij één enkele groep (de tandwalvissen) is de reukzin zelfs totaal verloren gegaan; zij heten anosmaten. Vogels zijn uitgesproken microsmaten.

Onder de reptielen en amfibieën is de reukzin soms goed ontwikkeld. Slangen en sommige hagedissen gebruiken hun tong voor het nemen van geurmonsters uit de lucht. Dan worden de beide tongpunten in twee speciale reukorgaantjes in het dak van de mondholte gestoken (Jacobson, orgaan van). Bij salamanders kon worden aangetoond dat dezelfde zintuigcellen worden gebruikt voor het ruiken in lucht en onder water. Onder de vissen kent men naast echte macrosmaten (b.v. de paling) ook typische microsmaten (b.v. de snoek). De toevoer van reukstoffen geschiedt meestal onafhankelijk van de ademhaling. Behalve door de stromingen die door de zwembewegingen ontstaan, worden de neusgroefjes soms door trilhaarbewegingen of op andere wijze geventileerd.

Onder de ongewervelde dieren beschikken vele insekten over een goed ontwikkelde reukzin, die in de antennen zetelt. Waarschijnlijk komt ook bij verschillende waterbewonende ongewervelden (b.v. schaaldieren) een reukzin voor. De lokalisatie van de betrokken zintuigen is echter nog slechts onvolledig bekend.

De verspreiding van reukstoffen geschiedt zowel in lucht als in water door diffusie (een langzaam verlopend proces) of door stroming van het medium (lucht of water). Het gericht opzoeken van geurende doelen over grotere afstand, tot diverse kilometers, b.v. van nachtvlinderwijfjes door de mannetjes, berust steeds op gebruikmaking van deze verspreidingsprocessen (feromoon). Door de meegevoerde geur wordt het betrokken dier wel ‘gealarmeerd’, maar niet geleid; dit laatste berust op waarneming van de stroomrichting, hetzij indirect of ook wel direct. Zo gebruiken zoogdieren hun vochtige snoet voor het bepalen van de windrichting: de windzijde wordt sterker afgekoeld. Door steeds tegen de geurende stroming in te bewegen (reotaxis) bereikt het dier automatisch de bron. De reukzin kan een zeer veelzijdige biologische betekenis hebben en zowel de waarneming van een prooi, vijand of geslachtspartner mogelijk maken, als de oriëntatie in het woongebied bevorderen, terwijl bij sociaal levende diersoorten (b.v. mieren) de reukzin vaak ook nog een belangrijke rol speelt bij de onderlinge communicatie (dierentaal). Zie reukpost.

< >