[Lat. restringere, binden,beperken], v. (-s),
1. beperking, m.n. van het aanbod van een bepaald produkt om de prijs daarvan op peil te houden;
2. voorbehoud: restricties maken; zonder restrictie.
Restrictie kan zich voordoen zowel in de industrie als in de landbouw. In de industrie beoogt men met het beperkt houden van het aanbod veelal extra-winsten te maken. Dergelijke monopolistische praktijken worden in Nederland en België bestreden (in Nederland op grond van de Wet op de Economische Mededinging). In de agrarische sector kan restrictie van de produktie nodig worden, wanneer door overvloedige oogsten of door het plotseling verloren gaan van buitenlandse afzetgebieden de prijs zeer grote daling ondergaat. Omdat het aanbod van agrarische produkten doorgaans onelastisch is, kan gemakkelijk prijsbederf optreden. Is dat het geval, dan kan het heilzaam zijn als de producenten hun produktiecapaciteit beperken.
Lang niet altijd gaat van een restrictie een voldoende prijsstabiliserende werking uit, vooral niet wanneer een aantal producenten zich onttrekt aan de restrictiebepalingen. Op dit gebrek aan medewerking van de zgn. outsiders zijn al vele restrictieschema’s gestrand, m.n. de internationale overeenkomsten op dit gebied. Bekende voorbeelden van internationale restrictieschema’s zijn de suikerconventie en de tinen rubberrestricties uit de jaren dertig; alle drie hadden zij in meer of mindere mate met dit outsidersprobleem te kampen.