Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

rechts

betekenis & definitie

I. bn.,

1. zich bevindend aan de rechterzijde: het rechtse raam; het rechtse tafereel; een rechtse stoot; vandaar een rechtse, een stoot met de rechterhand bij het boksen;
2. zich het best kunnende bedienen van de rechterhand: hij is rechts; rechts en links zijn, met beide handen even gemakkelijk kunnen werken;
3. naar rechts draaiend, gedraaid of bediend (enz.) moetende worden: een rechtse schroef; een rechtse deur, die gesloten wordt in een richting met de wijzers van de klok mee; de rechtse partijen, de conservatieve partijen; behorend tot de behoudenden: een rechts blad, een conservatieve krant; (zelfst.) de rechtsen, de behoudenden of reactionairen; (coll.) rechts, de conservatieve partijen: hij had de steun van rechts;

II. bw.,

1. aan de, ter rechterzijde: houden, aan de rechterzijde van de weg blijven; naar rechts;
2. naar de rechterzijde: afslaan; kijken, draaien; commando: uit de flank, maakt een rechte flankrij; richten, richt u naar uw rechterbuurman;
3. (fig.) aan of van de zijde der conservatieve partij(en);
4. met de rechterhand, of rechterzijde: de oefeningen moeten zowel links als rechts gemaakt worden.