Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

rationalisme

betekenis & definitie

[Fr.], o.,

1. het geloof in de rede, als het vermogen waarmee de mens zijn leven kan ordenen;;
2. de denkrichting die alleen aanvaardt wat met het verstand te begrijpen is.

In het rationalisme gaat men ervan uit dat de rede, en niet de zintuiglijke ervaring, de primair ordenende factor in het kenproces is. Identificeert men rede en verstand, dan gaat het om een rationalisme in engere zin. Verstaat men onder rede het intuïtief schouwende denken, dan spreekt men doorgaans van idealisme.

Historisch is het rationalisme de geesteshouding die het Westeuropese denken van 1600—1900 beheerste. Het wordt gekenmerkt door de overschatting van de rede. Deze overschatting onderscheidt het van het intellectualisme, dat veel ouder is.

Het klassieke rationalisme bestrijkt de periode van 1600—1830, de tijd van Descartes tot de ondergang van de grote speculatieve filosofie in Duitsland. Dit rationalisme telt drie stromingen. De eerste daarvan identificeert de filosofie met de activiteit van de theoretische rede; tot haar behoren de grote systematici van de 17e eeuw: Descartes, Spinoza, Leibniz. Voorts de Verlichting (en niet alleen in Duitsland), die meer de praxis voor ogen heeft (o.a. Hume, Voltaire, Rousseau). Tenslotte de periode die van Kant tot Hegel loopt en de spanning tussen theoretische en praktische rede tracht op te heffen.

Met betrekking tot de 19e eeuw wordt de term rationalisme zelden gebruikt en altijd pas in tweede instantie. Ca. 1900 tekende zich een vrij sterke reactie af: irrationalisme, levensfilosofie. Als ten dele aansluitend bij het klassieke rationalisme kan men het kritisch rationalisme beschouwen, dat door K. Popper in het leven werd geroepen (wetenschapstheorie).

LITT. W.E.Lecky, History of the rise and influence of the spirit of rationalism in Europe (1955); H. Schmidt Degener e.a., Het rationalisme (1960); R. Blanche, La science actuelle et le rationalisme (1967); K.Popper, Objective knowledge (1972).