Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

quasar

betekenis & definitie

[samentrekking van het Eng. quasi-stellar source], v./m. (-s), sterachtig object met een grote roodverschuiving.

Aanvankelijk kende men alleen de quasi-stellar radiosources (QSS); dit zijn sterke radiobronnen die samenvallen met sterachtige objecten (diameter op de fotografische plaat < 1"). De spectra van deze objecten wijken sterk af van gewone sterspectra, zij vertonen brede emissielijnen, die niet geïdentificeerd konden worden. Enkele jaren na de ontdekking van de QSS werden objecten ontdekt met dezelfde optische eigenschappen maar zonder de sterke radiostraling, de quasi-stellar objects (QSO). Er zijn enkele honderden quasars bekend.

Vanwege het sterachtige uiterlijk van de quasars nam men aan dat zij deel uitmaakten van het Melkwegstelsel. Pas toen M.Schmidt in 1963 deze aanname liet varen, slaagde hij erin het optische spectrum van de quasar 3C273 te identificeren, waarbij bleek dat er een grote roodverschuiving (z = 0,16) optreedt. Als deze roodverschuiving wordt veroorzaakt door het dopplereffect, beweegt deze quasar zich van de aarde af met een snelheid van ca. 45000 km/s (ca. 15 % van de lichtsnelheid). Gezien de uitdijing van het heelal zouden de quasars op bijzonder grote afstanden staan, b.v. voor 3C9 ca. 8 mrd. lichtjaar (kosmologie). Deze interpretatie brengt met zich mee dat een quasar 1011 1014 maal zoveel energie uitzendt als de zon (of 100 100000 maal de totale energie-emissie van de Melkweg). Er heerst nog steeds onenigheid over de vraag of de roodverschuivingen van quasars strikt een maat zijn voor de afstand, zoals bij melkwegstelsels.

Dat het in elk geval extragalactische objecten betreft, valt af te leiden uit de afwezigheid van meetbare eigenbeweging (beweging loodrecht op de richting naar de waarnemer). Ook de vraag wat quasars eigenlijk zijn wordt verschillend beantwoord. De mogelijkheid bestaat dat het compacte objecten zijn die b.v. bij een explosie uit kernen van relatief dichtbij staande melkwegstelsels zijn geslingerd (met zeer grote snelheid gezien de gemeten roodverschuivingen). Een probleem hierbij is dat er nooit objecten zijn gevonden met blauwverschuivingen. De overheersende mening is dat men de roodverschuiving als maat van de afstand kan opvatten. Een quasar zou dan zijn wat men ziet wanneer de kern van een melkwegstelsel een uitzonderlijk actieve fase doormaakt; er wordt zóveel energie als licht en eventueel radiostraling (waarschijnlijk het merendeel van de quasars is geen radiobron) uitgezonden, dat de kern tijdelijk de rest van het melkwegstelsel volledig overvleugelt.

Waar normaal het melkwegstelsel te zwak zou zijn om waarneembaar te zijn, worden nu zulke enorme hoeveelheden extra energie geproduceerd dat de kern wel zichtbaar wordt. Het mechanisme dat aan deze enorme emissie ten grondslag ligt, is nog onbekend, men denkt aan een explosieve omzetting van waterstof in helium in massa’s van ca. 108 zonsmassa, of aan een gravitatiecollaps van een massa van 106—107 zonsmassa, of aan superdichte sterrenhopen van 107—108 zonsmassa waarin zeer veel botsingen en supernovae voorkomen.

Radiobronnen die met de optische quasars geassocieerd zijn, blijken vaak te bestaan uit twee componenten, ieder met een middellijn <0,01" op een onderlinge hoekafstand die nooit groter is dan 1". De radiobronnen komen doorgaans aan weerszijden van het optische object voor en het lijkt dus alsof de materie met grote snelheid uit het middelpunt (de optische bron) is weggeschoten.

Waarschijnlijk een subklasse van de quasars wordt gevormd door de BI Lac-objecten [Bl Lacertae], die voor normale veranderlijke sterren werden gehouden, tot bleek dat zij radiobronnen waren en geen eigenbeweging vertoonden. Lijnen waarmee men de roodverschuiving zou kunnen bepalen ontbraken echter; dit is de karakteristieke eigenschap van dit soort objecten. Later bleek dat bij enkele objecten van dit type soms zwakke lijnen te zien waren met vrij hoge roodverschuivingen.

LITT. F.P.Israël (red.), Astronomie in beweging (1976).

< >