v., alle handelingen die verricht worden om een boorgat (boorput), waarvan gevonden werd, dat het op een potentieel produktieve formatie is gestoten, om te zetten in een producerende put.
Tot de putafwerking behoort het verhinderen dat de wanden van de put gaan afkalven (in de put storten). Het instorten van gesteente uit de lagen wordt verhinderd door het aanbrengen van een stalen verhuizing (casing), die aan de wanden van de put wordt gecementeerd. Bij gunstige omstandigheden, als de olieproducerende laag (zoals bij kalksteen) stevig van structuur is, laat men de putwand op die hoogte onbekleed. Zijn de omstandigheden niet gunstig, dan moet ook de producerende laag bekleed worden, waarna er gaten in de bekleding worden geschoten (schotperforator) waardoor de olie in de put kan treden. Ook kan een zeefpijp gehangen worden aan de casing, die dan tot juist boven de producerende laag reikt. Tot de afwerking behoort ook het aanbrengen van de verbuizingskop op de put; hieraan wordt de casing bevestigd. Op deze kop wordt de afsluitkop (pomppijpkop) aangebracht, met daaraan een opvoerbuis voor de olie die vandaar tot diep in de put tot de producerende laag reikt en eindigt in een zeefpijp.