Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

protestantisme

betekenis & definitie

o., de christelijke groeperingen die zich tijdens de Reformatie hebben losgemaakt van de Kerk van Rome, alsmede de splitsingen binnen deze groeperingen.

Soms verruimt men de betekenis van de term protestantisme tot alle christelijke organisatievormen die niet tot de Rooms-Katholieke Kerk of de Oosters-orthodoxe kerken behoren. Historisch heeft het protestantisme een bedding gevonden in drie hoofdstromen: het lutheranisme, het gereformeerd protestantisme (calvinisme) en de doperse richtingen. Tot op zekere hoogte kan men ook het anglicanisme hiertoe rekenen. Confessioneel zijn deze stromingen sterk verwant aan elkaar, doordat zij hun identiteit vonden in de strijd tegen het rooms-katholicisme. Deze identiteit wordt door de volgende kenmerken bepaald: de erkenning van de bijbel als enige autoriteit voor geloof en zede, de rechtvaardiging van de zondaar door het geloof alleen (kern van de bijbelse boodschap), de afwijzing van menselijke medewerking (b.v. goede werken) aan Gods heilsplan, het algemeen priesterschap der gelovigen in de plaats van een hiërarchisch georganiseerd en door de paus geleid rechtsinstituut, nieuwe interpretatie van de sacramenten (teken en zegel). Het opkomend nationalisme in de late middeleeuwen maakt het verklaarbaar dat de protestantse kerken nationaal werden georganiseerd (landskerken).

Binnen het protestantisme werd spoedig meer aandacht geschonken aan de onderlinge verschilpunten dan aan het gemeenschappelijke erfgoed. Felle confessionele twisten en gebrek aan verdraagzaamheid kenmerkten de verhoudingen. In Duitsland ontstonden kort na de Reformatie tussen lutheranen en calvinisten diepe dogmatische tegenstellingen over de christologie, de uitverkiezing en de avondmaalsleer. In de Nederlanden leidde een theologisch geschil over de uitverkiezing in het begin van de 17e eeuw tot het ontstaan van de Remonstrantse Broederschap.

De organisatorische versplintering is de uitdrukking van spanningen die samenhangen met het wezen van het protestantisme. De uitlegging van de bijbel varieert van naïeve letterdienst tot ontmythologisering. De consequentie van de rechtvaardiging door geloof alleen kan leiden tot grote godsdienstige activiteit, maar ook tot quiëtistische passiviteit. In de relatie van de christen tot de wereld kent het protestantisme zowel openheid voor de wereld als wereldverzaking. Men vindt er positieve instelling ten opzichte van de cultuur en scherpe afwijzing. Zedelijkheid is verwezenlijking van Gods wil en van het menselijk geloof in dienst van de naaste.

Kerkorde speelt een voorname rol, maar men beschouwt haar als mensenwerk. Het geloof omvat ook de belijdenis van de enige heilige christelijke kerk, die evenwel in andere, niet protestantse vormen kan leven. Het protestantisme beoefent de theologie met wetenschappelijke ernst, maar strijdt voor het zuiver houden van de verkondiging. Zo worden geesteshouding en verschijningsvormen, zedelijk handelen, kerk en theologie als positieve factoren gezien, en tegelijkertijd aan de hand van Gods Woord in discussie gebracht.

Het orthodoxe protestantisme kwam in de 19e eeuw op gespannen voet met de moderne wetenschap. Het was gedwongen steeds meer orthodoxe stellingen prijs te geven, dan wel opnieuw te funderen. Hier gaan dan ook de twee moderne hoofdstromingen uiteen: het vrijzinnig protestantisme met zijn cultuurwaardering, zijn vrije houding ten opzichte van de traditionele leer, en het orthodoxe protestantisme met zijn handhaving van de autonomie van het geloof tegenover die van de cultuur en de rede. Het protestantisme is daarmee in zijn ontwikkeling verweven met de gehele moderne geestesrevolutie, hetgeen enerzijds een gevaar betekent voor zijn integriteit, anderzijds creatief heeft gewerkt. Sinds de Tweede Wereldoorlog vindt men echter stromingen die niet meer passen in het schema vrijzinnig-orthodox. Dit geldt reeds van K.Barth met zijn dialectische theologie, maar in nog sterkere mate van de zgn. ‘vernieuwingstheologie’ (o.a. ‘God—is—dood—theologie’).

Onder invloed van de oecumenische beweging is het protestantisme tot een grotere geestelijke eenheid gegroeid. Toen de Wereldraad van Kerken in 1948 werd opgericht, traden vooral protestantse kerken toe. In de onderlinge contacten bleken vroegere confessionele tegenstellingen voor velen hun actualiteit verloren te hebben. De verhouding tot de Rooms-Katholieke Kerk werd in vele gevallen niet langer bepaald door de controverse. De rechtervleugel van het protestantisme wijst echter elke vorm van verandering af, uit vrees voor verlies van eigen identiteit. Het Ned. protestantisme manifesteert zich steeds weer als een eenheid: recente verschillen hebben aan betekenis verloren.

Dit geldt m.n. voor de kerken die lid zijn van de Raad van Kerken. In België kwam het in 1978 tot de Verenigde Protestantse Kerk van België.

LITT. W.H.van de Pol, Karakteristiek van het reformatorisch christendom (1952); W.Werner, Der protest. Weg des Glaubes (2 dln. 1954); W. H.van de Pol, Het wereld-protestantisme (1956); R. Mehl, Traité de sociologie du protestantisme (1965); E.Pichal, De gesch. van het protestantisme in Vlaanderen (1975).