Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

primitieve muziek

betekenis & definitie

1. de muziek van de schriftloze volken;

2. term voor de (veronderstelde) oervormen van de muziek. Een van de problemen die muziekwetenschap bestudeert, betreft de oorsprong van de muziek. Geen van de tot nu toe opgestelde ontstaanshypotheses is houdbaar gebleken. J.J. Rousseau en J.G.Herder zochten de oorsprong in de taal. R.Wallaschek en K.Bücher benadrukten het belang van het ritme. W.Schmidt en C.Stumpf meenden dat het geven van geluidssignalen tot het ontstaan van muziek leidde. Voldoende gegevens ontbreken echter doordat zelfs muziek die als zeer primitief wordt aangemerkt altijd nog een vrij grote ontwikkeling heeft doorgemaakt. Primitieve vocale muziek kan volgens verscheidene systemen worden ingedeeld. C.Sachs onderscheidt als oudste vormen:
1.een op één niveau blijvende melodiek (recitatiefspraak);
2. een dalend melodisch verloop (schreeuw, lach).
M.Schneider meent dat een indeling in melodieën met en zonder een bepaalde tonale structuur zinvoller is. Het toonmateriaal van de primitieve muziek toont reeds een grote verscheidenheid: kleine en grote secunden en de terts komen al vroeg voor. Er zijn dan ook geen redenen om aan te nemen dat de (anhemitonische) pentatoniek ouder of primitiever is dan de zesof zeventonige schalen. Tot de belangrijkste en oudste structuurprincipes van de primitieve muziek behoren de gevarieerde herhaling en de motieftranspositie. Ook polyfone structuren (o.a. canons in strikte en minder strikte vorm) zijn al heel oud. Bij vele schriftloze volken weerspiegelt het muziekrepertoire alle aspecten van het dagelijkse leven. De muziek vormt een wezenlijk onderdeel bij belangrijke gebeurtenissen, m.n. in de cultus, bij initiatie-en vruchtbaarheidsriten, bezweringen van boze machten, oorlogen en oogstfeesten. Tot de oudste instrumenten behoren: fluiten, spleettrommen, snorrebot, dierhoorn, schelptrompet. De chordofonen (muziekboog, mondharp) zijn relatief jong.

LITT. M.Schneider, Primitive music (in: New Oxford hist. of music, I, 1957); C.Sachs, The wellsprings of music (1962).

< >