Ned. wet van 24.6.1939 (verschillende malen gewijzigd, het laatst op 10.1.1974), houdende regelen teneinde het opdrijven van prijzen alsmede het hamsteren van goederen in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden te voorkomen. De wet verbiedt ieder die niet gewoon is in een bepaald door de minister van Economische Zaken aangewezen goed te handelen, daarvan binnen een week meer aan te schaffen dan hij of de groep van personen waarvoor hij gewoon is die goederen aan te schaffen daarvan gedurende een week pleegt te gebruiken.
Verder is de wet het belangrijkste juridische instrument voor de uitvoering van het sociaal-economisch prijsbeleid. Krachtens de in deze wet opgenomen regelingsnormen bestaat de mogelijkheid om wanneer het algemeen sociaal-economisch belang het nemen van zodanige maatregel vereist voor de verkoop of verhuur van bepaalde goederen of voor bepaalde diensten bij beschikking van de minister van Economische Zaken een maximumprijs vast te stellen. Van deze bevoegdheid is herhaaldelijk gebruik gemaakt om voor allerlei goederen en diensten maximumprijzen vast te stellen. Sedert 1969 zijn zelfs bij voortduring algemene prijzenbeschikkingen van kracht geweest; aanvankelijk een algehele prijsstop, later een aanmeldingsplicht en wachttijd voor prijsverhogingen. Voor een aantal produkten gelden bijzondere beschikkingen, b.v. de Prijzenbeschikking Aardolieprodukten 1974. Naast deze algemene wet zijn er een aantal rechtsregels welke het prijspeil voor bepaalde goederen of dienst beïnvloeden.