(preekte, heeft gepreekt),
1. een preek houden; (zegsw.) voor stoelen en banken preken, geen toehoorders vinden; voor dove oren -, geen gehoor vinden;
2. met vermaningen lastig vallen;
3. de zedenmeester spelen: (spr.) als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen!, als een huichelaar gaat zedenmeesteren, neem je dan in acht.