v., ophemeling van een bepaalde persoon, m.n. van een politiek leider.
De term persoonsverheerlijking wordt vooral gebruikt in de socialistische landen ter aanduiding van een overdreven verering van een leidende figuur. Op het 20e congres van de communistische partij van de USSR in 1956 werd de term geïntroduceerd door partijsecretaris N.Chroesjtsjov, die de verheerlijking van Stalin aan de kaak stelde (destalinisatie). Volgens de sindsdien geldende officiële richtlijnen is de persoonsverheerlijking in strijd met het marxisme-leninisme. Ook na 1956 bleven verschillende communistische leiders echter hun persoonsverheerlijking bevorderen. Dit gold vooral Mao (China), Kim Il-Soeng (Noord-Korea) en Ceau$escu (Roemenië).