Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Perron, Charles Edgar du

betekenis & definitie

pseud.: Duco Perkens, Ned. letterkundige, *2.11.1899 Meester Cornelis (Ned.-Indië), ♱ 14.5.1940 Bergen (Noord-Holland). Du Perron kwam in 1921 met zijn familie naar Europa (Brussel).

Hij reisde veel en verbleef in Parijs, waar hij als bohémien leefde en kennis maakte met tal van schrijvers en kunstenaars. Hij leerde het werk van Larbaud, Gide, Stendhal en Léautaud kennen, dat grote invloed uitoefende op zijn eigen werk. In België kwam hij in contact met Van Ostaijen en diens geestverwanten. Du Perron richtte er twee tijdschriften op, De Driehoek (1925) en Avontuur (1928), en publiceerde in kleine oplagen en meestal in eigen beheer onder pseudoniem een aantal dichten novellenbundels. Niet alleen door de invloed van het modernisme, maar ook door de onconventionele toon die uit een mengeling bestaat van bitterheid, ironie, distantie en speelsheid, vertoont dit werk een volstrekt onhollandse sfeer. Veel van zijn werk werd door zijn vriend Carel Willink geïllustreerd.

Uit deze tijd stamt ook zijn vriendschap met Malraux.Ca.1930 kreeg Du Perron meer contact met Ned. letterkundigen (Greshoff, A.Roland Holst en Slauerhoff). Hij werkte mee aan De Vrije Bladen en Den Gulden Winckel. Met het indrukwekkende gedicht Gebed bij de harde dood (1929) en het geruchtmakende Gesprek over Slauerhoff (in: De Vrije Bladen, 1930) maakte hij een opvallende entree in de Ned. litteratuur. Zijn direct daarop volgende deelname aan de Prisma-discussie (D.A.M.Binnendijk) had verstrekkende gevolgen: kennismaking met M.ter Braak, met wie hij een hechte vriendschap sloot en vele initiatieven nam; verder ook vriendschap met H.Marsman en later met S.Vestdijk. De Vrije Bladen ruimden het veld voor het door hem en Ter Braak opgerichte Forum (1931). Hierin publiceerde hij Uren met Dirk Coster (1933), een reeks fel polemische essays.

In zijn essayistisch-kritische arbeid maakte zijn aanvankelijk vrijwel uitsluitend op litteratuur gerichte aandacht plaats voor steeds sterkere betrokkenheid bij maatschappelijke en vooral politieke ontwikkelingen. Met Ter Braak behoorde hij tot de initiatiefnemers voor het comité van waakzaamheid tegen het fascisme (1936). Du Perrons poëzie heeft zowel door haar natuurlijk taalgebruik (poésie parlante), nuchtere zakelijkheid en scherpe psychologische observatie als door de overtuigingskracht waarmee hij zijn poëzie-opvattingen verdedigde, een zeer grote invloed gehad. Zijn grote autobiografische roman Het land van herkomst (1935) noemde Marsman ‘de compleetste uiting van onze generatie’. In 1936 ging Du Perron terug naar Ned.-Indië, waar hij o.m. zijn Multatuli-boeken schreef, waarvan De man van Lebak (1937) nog steeds tot de standaardwerken behoort. In 1939 keerde hij wegens zijn zwakke gezondheid terug naar Nederland.

Werken: proza: Bij gebrek aan ernst(1926;ookpoëzie), Uren met Dirk Coster (1933), Cahiers van een lezer (5 dln. 1928—29), De smalle mens (1934), Het land van herkomst (1935; autobiogr. roman), De man van Lebak (1937); poëzie: Mikrochaos (2e dr.(1955), Parlando (1941). Uitgaven: Verzameld werk (7 dln. 1954—59); Briefwisseling met Ter Braak 1930—40 (4 dln. 1962—68); Brieven, door H.A. Gomperts e.a. (10 dln. 1977 vlg.).

LITT. G.H.’s-Gravesande, E.du Perron (1947); J. v.Nijlen, Herinneringen aan E.du Perron (1955); A. Deprez, E.du Perron (1960); J.H.W.Veenstra, D’Artagnan tegen Jan Fuselier (1962); E.du Perron, Schrijversprentenboek 13 (1969); J.J.Oversteegen, Vorm of vent (1969); Du Perronnummer Tirade 17 (1973); A.Greshoff, Mijn herinneringen aan E.du Perron (1976).

< >