Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

periodieke onthouding

betekenis & definitie

(afk.: p.o.), een methode om het aantal zwangerschappen van een vrouw te beperken tot het gewenste, gebaseerd op het principe van haar periodieke vruchtbaarheid. Dit houdt in dat de coïtus wordt nagelaten tijdens de dagen van haar maandcyclus dat zij ‘vatbaar’ is.

Deze vatbare periode duurt eigenlijk maar enkele uren, dat is de tijd dat het eitje zich losmaakt uit de eierstok (eisprong) en zich door de eileider naar de baarmoeder begeeft. Volgt er geen bevruchting, dan verlaat de eicel de baarmoeder via de schede binnen enkele uren. De eisprong vindt plaats 12—16 dagen vóór de te verwachten menstruatie. Men neemt als gemiddelde levensduur van een spermatozo vier dagen en voor die van de eicel één dag. Daarom moet men vóór de 16e dag vier dagen bijtellen, dus 20 dagen vóór de menstruatie, en na de 12e één dag, dus 11 dagen. Aangezien een vrouw echter nooit met zekerheid weet wanneer de volgende menstruatie precies komt, moet deze gemiddelde termijn van het coïtusverbod van de 20e tot de 11e dag bovendien nog worden uitgebreid met het aantal dagen dat haar periode wel eens korter of langer was.

De nadelen van de periodieke onthouding zijn: de lange duur van de onthouding, vooral bij onregelmatige cycli, en de grote onzekerheid ervan (verschuiving tijdstip menstruatie). De methode werd in 1924 gepropageerd door de Japanner K.Ogino, in 1932 door de Oostenrijker H.Knaus en later verbeterd door de Nederlander J.G.H.Holt. De periodieke onthouding behoort strikt genomen niet tot de anticonceptie, omdat de conceptie wordt voorkomen door de coïtus na te laten. Periodieke onthouding is de enige aan rooms-katholieken officieel toegestane methode van geboortenbeperking, zie geboortenregeling.