pseud.: M.Coens, Ned. schrijver, *10.11.1840 Schiedam, ♱29.2.1924 ’s-Gravenhage. Penning werd vanaf 1883 geleidelijk aan blind en moest zijn ambtenaarsbetrekking opgeven.
Hij debuteerde met een bundel Gedichten (1876), herdrukt in Tienden van den oogst (1882), waarna nog een bundel poëzie en proza Schakeering (1886) verscheen. Later schreef hij vooral verhalende poëzie, in de trant van Staring en Potgieter. Werken: Benjamin’s vertellingen (1898), Kamermuziek (1904), Sint-Janslot (1906), Totn’s dagboek (1910), Levensavond (1921).
LITT. J.Visser, W.L.Penning (1933).