[Lat.], (-s), I. o., (r.k.) het onzevader (gebed): een paternoster bidden; een Frans bidden, vloeken; II. m.,
1. rozenkrans; aldus genoemd omdat elke tien kralen van het snoer voorafgegaan worden door een grote kraal, waarbij een onzevader gebeden moet worden: de zwarte kralen van een paternoster ;
2.(gemeenz.) rist: hele paternosters noten;
3. (mv.)(gemeenz.) handboeien: een dief de paternosters aandoen;
4. (sportvisserij) met lood bezwaard ondertuig met een aantal zijlijntjes eraan.