[Lat.],
I. bn.,
1. herderlijk, betrekking hebbend op de zielzorg: pastorale zorg; pastoraal beraad; Landelijke Pastorale Raad;
2. behorend tot het pastoraat: de pastorale goederen, de pastoralia, waaruit het pastoraat bekostigd wordt;
3. betrekking hebbend op herders en het landleven: pastorale zeden, landelijk eenvoudige zeden; pastorale muziek, gewoonlijk in zes-achtsten-maat gezette muziek; pastorale gedichten;
II. zn.,
1. o. (g. mv.), herderlijk werk van een geestelijke: hij maakt veel werk van zijn pastoraal;
2. v., pastorale theologie.