[Ital., octaafrijm], een uit het Italiaans afkomstige versvorm bestaande uit acht elflettergrepige jambische versregels (endecassillabi), waarvan de eerste tot en met de zesde versregel hetzelfde gekruiste rijm en de laatste twee gepaard rijm hebben (a-b-a-b-a-b—c-c). Boccaccio was de eerste die de ottava rima, die in Italië vooral voor epische, maar ook voor andere dichtwerken werd gebruikt, tot een kunstvorm maakte.
Zij bereikte haar volmaaktheid in de stanze van Poliziano en in Ariosto’s en Tasso’s epische gedichten en werd ook in vele andere landen in de epische poëzie nagevolgd.