hoofdstad van Noorwegen, zelfstandig bestuursgebied, aan het noordeinde van de Oslofjord,
453,3 km2, 485000 inw. Rond de haven ligt het zakencentrum, met het stadhuis als middelpunt. De helft van de Noorse invoer gaat via Oslo. Ruim een vijfde deel van de industrie is er gevestigd. De belangrijkste zijn scheepsbouw, metaal-, leder-, textiel-en levensmiddelenindustrie, voorts hydroelektriciteit. Binnen de gemeentegrenzen bevinden zich uitgebreide bos-en berggebieden. “Belangrijk cultureel centrum, o.a. door het Nationaal Theater.
Er zijn vrij veel grote uitgeverijen. Het Noorse Poolinstituut is er gevestigd, evenals het Nobelinstituut waar de jaarlijkse uitreiking van de Nobelprijs voor de vrede plaatsvindt. Oslo heeft diverse sportstadions. In het centrum van de stad te midden van een park ligt het koninklijk paleis (begin 19e eeuw).
Tussen paleis en parlementsgebouw (Storting, 1866) loopt de hoofdstraat, Karl Johansgata, waaraan o.a. het oude universiteitsgebouw (1811) staat.
Het nieuwe universiteitscomplex staat in de buitenwijk Blindern. Bezienswaardigheden zijn o.a. fort Akershus (1300), stadhuis (1950), nationaal museum, Munch-museum, vikingschepen, openluchtmuseum, Frognerpark met de beelden van Vigeland. Holmankollenskispringschans.
geschiedenis. Oslo werd midden 11e eeuw gesticht. Het was commercieel belangrijk, maar ging in de tweede helft 14e eeuw achteruit door de concurrentie van de Hanze. Door de Unie van Kalmar (1397) verloor Oslo zijn hoofdstedelijke functie. De stad werd in 1624 door brand verwoest. Ten westen verrees toen een nieuwe stad, Christiania, die in de 19e eeuw vrij sterk werd uitgebreid.
Christiania werd in 1905 de hoofdstad van het onafhankelijke Noorwegen; de stad draagt sinds 1924 weer de naam Oslo.
LITT. F.F.Rasmussen, Metropolitan growth, commuting and urbanization in the Oslo area (1966).