(ontliet, heeft en is ontlaten),
1. (onoverg.) zachter worden (van wat hard, stijf of bevroren is): de grond begint te ontlaten; de ruiten -;
2. (overg.) (techniek) temperen, het verhitten van staal om het de vereiste graad van buigzaamheid te geven zonder de hardheid te veel te verlagen.