v. (-en), het verdwijnen van bos.
Wanneer ontbossing te ver voortschrijdt, zijn de gevolgen vaak zeer schadelijk. Bos is in staat de grond door zijn wortels vast te houden en tegen afspoeling te beschermen; deze vastgehouden grond is o.a. een waterreservoir dat als buffer werkt op de afvoer van neerslag en zo een regulerende invloed op de waterafvoer in de rivieren heeft. Vooral in bergstreken is deze invloed van het bos van belang; ontbossing van de hellingen betekent sterke erosie en toegenomen gevaar voor catastrofale overstromingen. Ook het optreden van gevaarlijke lawines wordt door ontbossing bevorderd, doordat zij op ontboste hellingen veelvuldiger losbreken en gemakkelijker tot de dalen doorstoten. Ontbossing op kritieke plaatsen kan men trachten te voorkomen door de desbetreffende bossen tot schermbos te verklaren. Waar de ontbossing te ver is voortgeschreden, tracht men in vele landen door herbebossing de toestand te verbeteren. In de VS en de USSR is dat op grote schaal toegepast met zeer veel resultaat, ook met betrekking tot de akkerbouw.
