Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

onomastiek

betekenis & definitie

[Gr.], v. (g. mv.), naamkunde, deel van de taalkunde dat zich bezighoudt met de studie van persoonsnamen (antroponymie) en plaatsnamen (toponymie).

Namen zijn woorden die wat betekenis betreft een bijzondere positie in de taal innemen. In alle talen komen namen voor. De onomastiek heeft zich betrekkelijk weinig ingelaten met de vraag naar de positie van de namen binnen het geheel van de taal. Zij heeft zich overwegend historisch ontwikkeld. Namen van personen, stammen, plaatsen, rivieren enz. zijn voor de taalgeschiedenis en voor de kennis van vroegere cultuurfasen vaak van bijzonder veel belang. De vraag naar de verhouding van eigennamen (eigennaam) tot de zelfstandige naamwoorden is vanaf de klassieke oudheid onderwerp van discussie geweest.

Ook de aard van de betekenis van namen is in de taalkunde en in de filosofie veelvuldig aan de orde geweest. Te Amsterdam bestaat sinds 1948 het Centraal Bureau voor Naamkunde. In Friesland houdt het Toponymysk Wurkforbân van de Fryske Akademy zich sinds 1949 met het onderzoek van de plaatsnamen bezig. In Leuven bestaat het Instituut voor Naamkunde, verbonden aan de Katholieke Universiteit.

LITT. E.Pulgram, Theory of names (1954); H.S. Sörensen, The meaning of proper names (1958); K.

S.Donellan, Proper names and identifying descriptions (in: D.Davidson en Q.Harman, red., Semantics of natural language, 1972); R.Wimmer, Der Eigenname im Deutschen (1973).

< >