in de oudheid oorspronkelijk een voorjaarsfeest van de agrarische bevolking van Kanaän tijdens het oogsten van de gerst, waarvan men matses (ongezuurde of ongedesemde broden) maakte. In het oude Israël werd dit feest met Pesach samengevoegd.
Het eten van ongezuurde broden werd toen in verband gebracht met de haast waarmee het volk Israël Egypte had moeten verlaten. Tegenover deze historiserende verklaring staat de veel oudere opvatting, die in het gistingsproces een bederfverschijnsel zag en daarom het gebruik van zuurdeeg in de cultus verbood.