m. (-s), vacuiimmeter waarin, na gedeeltelijke ionisatie van het gas, ionen naar massa geselecteerd worden volgens het cyclotronprincipe.
(e) Een omegatron (afb.) bestaat in principe uit een doosvormige ruimte waardoor een nauwe bundel elektronen loopt van een gloeikathode naar een opvangplaat. Deze elektronen ioniseren door botsingen een aantal gasmoleculen. Doordat er een magneetveld is aangelegd, gelijkgericht als de elektronenbundel, zullen de ionen cirkelvormige banen gaan beschrijven rond de elektronenbundel. De omloopfrequentie wordt bepaald door de massa, de straal van de baan door de energie van de ionen. Loodrecht op het magnetisch veld wordt een hoogfrequente wisselspanning aangelegd over twee platen. Die ionen waarvan de omloopfrequentie overeenkomt met de frequentie van de wisselspanning zullen voortdurend energie opnemen en zo naar buiten spiraliseren en tenslotte terechtkomen op een opvangelektrode, waar zij gedetecteerd worden.
De andere ionen zullen langs de elektronenbundel wegdrijven en op de zijplaat geneutraliseerd worden. Men kan de te detecteren ionen selecteren op massa door de frequentie van de wisselspanning te variëren. Het meetbereik van omegatrons is 10–5–10–10 torr (1,3 × 10–3–1,3 × 10–8 Pa), terwijl een gas dat 1 % van het totaal aanwezige gas uitmaakt, nog apart gedetecteerd kan worden. →cyclotron.