[Hebr., afk. van mikājāh(ū), wie is als Jahwe?], (Vulgata: Micheas) naam van zeker twaalf personen uit het OT; de belangrijkste is de profeet naar wie het bijbelboek Micha genoemd is. Hij was een jongere tijdgenoot van Jesaja (eind 8e eeuw v.
C.). Hij trad vooral op tegen de sociale misstanden in zijn tijd en verkondigde de verwoesting van de stad Jeruzalem en de tempel, en het daarna komende messiaanse rijk met een messias uit Bethlehem (5,1). Tegenover de uiterlijke cultus plaatste hij de innerlijke vroomheid. De tekst van het boek Micha is in enige hoofdstukken moeilijk te interpreteren, tenzij men het boek overeenkomstig de visie van A.S. van der Woude ziet als een dispuut tussen Micha en de valse profeten.
LITT. T.M. Bennet, The book of Micah (1968); C.A. Keiler en R. Vuilleumier, Michée-Sophonie (1972); J.L. Mays, Micah (1975); A.S. van der Woude, Micha (1976).