Grieks blijspeldichter, *342/341 v.C. Kefisia (Attika), ♱ca.292 v.C.Athene.
Menandros was de voornaamste vertegenwoordiger van de Nieuwe Attische komedie. De overgeleverde bijzonderheden van zijn leven (zijn vriendschap met de courtisane Glykera, zijn weigering om Athene te verruilen voor Alexandrië en het hof van Ptolemaios enz.) verdienen weinig geloof. Ofschoon Menandros meer dan 100 komedies schreef, behaalde hij slechts achtmaal in wedstrijden de overwinning. Bij het nageslacht vond hij evenwel waardering, waarvan o.m. de papyrusvondsten uit 1905 getuigen. Hierdoor heeft men zijn subtiele kunst, die tot dan toe slechts uit een groot aantal korte fragmenten en indirect door de navolging van Romeinse blijspeldichters bekend was, beter leren kennen.In 1958 is zelfs een vrijwel volledige komedie, de Dyskolos of Misanthropos, aan het licht gekomen. In de jaren zestig konden grote fragmenten van de Sikyonios (De man van Sikyoon) en de Misoumenos (De verfoeide) gepubliceerd worden en het grootste gedeelte van de Samia (Het meisje van Samos). De vondsten van 1905 hadden reeds belangrijke delen van de Epitrepontes (Het beroep op de scheidsrechter) en de Perikeiromene (Het kaalgeknipte meisje) opgeleverd, en kleinere van andere stukken.De inhoud van Menandros komedies, die bij voorkeur in Attika spelen, is grotendeels ontleend aan het burgerlijk familieleven. De handeling en de intriges worden meestal bepaald door amoureuze, vaak hoogst onwaarschijnlijke, verwikkelingen. In deze intriges, waarvoor Menandros veel van Euripides heeft geleerd, treden verder een aantal vaste types op, zoals de norse vader, de vrek, de jeugdige losbol, de kok, de courtisane met het gouden hart, de slimme slaaf. Deze types hebben bij Menandros echter een grote mate van individualiteit behouden.
Diepe psychologische inzichten treft men bij Menandros niet aan, maar hij is een fijngevoelig waarnemer, die met een lichte neiging tot moraliseren de goede en kwade kanten van zijn personages laat zien en bovenal gelooft in het goede in de mens. Zijn taal is helder, natuurlijk en elegant; de jambische trimeter hanteert hij met een weergaloos gemak.
Uitgaven: Vier blijspelen van Menander, door J.van Leeuwen (1922; Ned. vert.); Menandri quae supersunt, door A.Korte en A.Thierfelder (2 dln. 1957— 59); Menander, de brombeer, door J.van Ijzeren (1960; Ned. vert.); Menandri reliquiae selectae,door F.H.Sandbach (1972); Menander, a commentary, door A.W.Gomme en F.H.Sandbach (1973; met comm.).
LITT. T.B ,L.Webster, Studies in Menander (2e dr. 1960); T.B.L.Webster, An introduction to Menander (1974); N.Holzberg, Menander, Untersuchungen zur dramatischen Technik (1974).