Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

meiose

betekenis & definitie

v. (-n), (ook: reductiedeling), bijzonder soort kerndeling, waarbij de chromosomen van de moedercel gelijkelijk over de beide dochtercellen worden verdeeld, waarmee een reductie van het diploïede naar het haploïede aantal chromosomen tot stand komt.

Bij de bevruchting verenigen zich de kernen van twee geslachtscellen, zodat het chromosomenaantal van de eicel wordt verdubbeld (diploïed aantal). Ergens in de levenscyclus (dikwijls bij de vorming van de geslachtscellen) treedt een speciaal type kerndeling op, de meiose, waarbij het aantal chromosomen weer wordt gehalveerd tot het haploïede aantal (generatiewisseling). Bij de meiose worden dezelfde fasen onderscheiden als bij de gewone kerndeling (mitose); deze fasen gaan geleidelijk in elkaar over.

De profase wordt verdeeld in vijf stadia:

1. Leptoteen: verschilt van het begin van de mitotische profase doordat hier de chromosomen als enkelvoudige draden zichtbaar worden, waarop de chromomeren als korreltjes te zien zijn.
2. Zygoteen:alle chromosomen paren over hun gehele lengte met hun homologe partner.
3. Pachyteen: op een aantal plaatsen treedt crossing-over op, slechts indirect zichtbaar door de chiasmas die in de volgende stadia worden waargenomen.
4. Diploteen: de leden van de chromosoomparen wijken weer uiteen, maar blijven verbonden door de chiasmas, die hier als kruisvormige verbindingen zichtbaar zijn. De chromosomen verkorten zich.
5. Diakinese: de chromosomen verkorten zich nog verder en blijven door het afglijden van de chiasmas voornamelijk nog aan de uiteinden met hun homologe partner verbonden (terminalisatie). De metafase is (evenals bij de mitose) gekarakteriseerd door het verdwijnen van de kernmembraan, de vorming van een delingsspoel, en de rangschikking van de homologe chromosoomparen in de equator van de delingsspoel. In de anafase wijken de twee chromosomen van een homoloog paar uiteen naar tegenovergestelde polen van de delingsspoel. Hierdoor komt de reductie van het chromosomenaantal tot het haploïede aantal tot stand. Hierna volgt niet noodzakelijkerwijs een telofaseen een interfase. Dikwijls volgt direct op de anafase nog een gewone kerndeling, waarbij de twee bij de eerste deling gevormde haploïede kernen nog een mitose ondergaan. Uit één diploïede kern zijn dan dus vier haploïede kernen ontstaan, celdeling.

< >