Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

meerkoet

betekenis & definitie

m. (-en), Fulica, vogelgeslacht uit de familie rallen.

De meerkoet is met tien soorten vertegenwoordigd in de Oude en Nieuwe Wereld. Het zijn stevig gebouwde, leizwarte watervogels met een witte bles en snavel; de poten zijn van grote, gelobde tenen voorzien. Zij kunnen goed duiken en voeden zich met allerlei plantedelen en waterdieren. Het nest, van biezen vervaardigd, wordt aan de wal of het riet bevestigd. De meerkoet (Fulica atra) komt voor in Eurazië, Noord-Afrika en Australië; bovendien op Ijsland en de Azoren. In Nederland is hij een zeer talrijk, in België vrij schaars voorkomende broedvogel van plassen, meren enz.

Doortrekker en wintergast in groot tot zeer groot aantal; bij vorst treden sterke verplaatsingen op. De tweede in Europa voorkomende soort, de knobbelmeerkoet (F. cristata), broedt in Zuid-Spanje. . LITT. P.Bopp, Das Blesshuhn (1959); P.Boer, J. R.M.Kattens en K.van der Vlies, De meerkoet (1974).