Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

mak

betekenis & definitie

bn. en bw. (-ker, -st),

1. getemd, niet wild; gedwee, handelbaar: een mak paard; een paard mak maken; zo mak als een schaap; (spr.) er gaan veel makke schappen in een hok, wanneer men wil inschikken, is er voor velen plaats;
2. (van personen) meegaand: ik zal hem wel mak maken, wel klein krijgen; hij is nu zo mak als een lammetje, heel gedwee, spreekt niet meer tegen; hij is niet mak, lastig, niet makkelijk.