Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

luchtdruk

betekenis & definitie

m., de druk die de lucht uitoefent op elk lichaam dat daarmee in aanraking is.

NATUURKUNDE

Het bestaan van de luchtdruk blijkt uit de volgende proef. Een vat is aan de bovenkant door een luchtdicht sluitend gespannen vlies afgesloten. Als de lucht uit dit vat wordt weggepompt, dan gaat het vlies hol staan en scheurt tenslotte met een luide knal. Ook de proef met de Maagdenburger halve bollen bewijst het bestaan van luchtdruk, evenals de buis van Torricelli (barometer); deze laatste proef is tevens geschikt om de grootte te meten. De luchtdruk is aan voortdurende wisselingen onderhevig, die samenhangen met de weerstoestand. druk.

METEOROLOGIE

De luchtdruk is het gewicht per eenheid van oppervlakte van een ononderbroken verticale luchtzuil boven het waarnemingspunt. De luchtdruk wordt gemeten met de barometer. Men geeft hem op in millimeter kwik (mmHg) (de lengte van de kwikzuil waarmee hij evenwicht maakt), ofwel in millibar (mbar, in de meteorologie veelal mb). De luchtdruk van hoger gelegen plaatsen wordt omgerekend tot zeeniveau om de luchtdrukmetingen over grote gebieden onderling vergelijkbaar te maken. Daartoe telt men bij de gemeten luchtdruk de druk op van een luchtkolom die een lengte heeft gelijk aan de hoogte van de waarnemingsplaats boven zeeniveau en waarvoor men een gemiddelde temperatuur aanneemt. De reductie naar zeeniveau wordt in het algemeen slechts toegepast voor plaatsen tot een hoogte van 500-800 m.

Als gemiddelde luchtdruk wordt meestal een barometerstand van 760 mmHg of 1013 mbar aangenomen. De gemiddelde luchtdruk op zeeniveau is echter ca. 1011 mbar en de ware gemiddelde luchtdruk over het hele aardoppervlak bedraagt ca. 987 mbar. De luchtdruk op aarde vertoont grote schommelingen. De hoogste ooit gemeten luchtdruk ligt bij 1080 mbar, de laagste bij ca. 885 mbar. De luchtdrukverschillen zijn in de winter in het algemeen belangrijk groter dan in de zomer.

De luchtdruk neemt met toenemende hoogte af. Deze afneming is afhankelijk van de luchtdichtheid, die weer met de temperatuur samenhangt. Zij is in koude lucht groter dan in warme. In de onderste lagen bedraagt de afneming ca. 1 mbar per 8 m. De luchtdruk vertoont een opmerkelijke dagelijkse gang, die het duidelijkst tot uiting komt in de tropen. Hij heeft maxima om 10 en 22 uur en minima om 4 en 16 uur plaatselijke tijd.

De maan veroorzaakt in de atmosfeer, evenals in de zeeën, een eb- en vloedverschijnsel. De luchtdrukveranderingen, die daarvan het gevolg zijn, bedragen echter slechts 0,01 mbar en hebben geen invloed op het weer.