[Eng., verloren generatie], benaming voor de generatie Amerikaanse schrijvers die gedurende de Eerste Wereldoorlog volwassen werd en in de jaren twintig op de voorgrond trad. Tot de lost generation worden o.a. gerekend E.Hemingway, F.S.Fitzgerald, J.R.Dos Passos en E.E.Cummings.
Zij hadden gemeen dat zij, soms als direct gevolg van oorlogservaringen, de maatschappelijke waarden van het vooroorlogse Amerika niet meer konden accepteren en zich gedesoriënteerd voelden in een maatschappij die deze waarden wilde continueren. Er is echter geen sprake van een litteraire school, omdat elke auteur voor zichzelf nieuwe zin aan zijn bestaan trachtte te geven. De vroege werken van Hemingway zijn karakteristiek voor het morele en emotionele vacuüm dat het verwerpen van de traditionele waarden met zich meebracht. De term lost generation wordt over het algemeen aan Getrude Stein toegeschreven.
ITT. M.Cowley, Exiles return (1934); S.Putnam, Paris was our mistress: memoirs of a lost and found generation (1947); E.Hemingway, A moveable feast (1964); M.Cowley, Second flowering: works and days of the lost generation (z.j.).
