v./m. (-gralen), de integraal van een functie, genomen over een bepaalde lijn.
Men denke zich tussen twee punten A en B van de ruimte een willekeurige rechte of gebogen lijn. Verder is er een of andere functie ƒ die in elk punt van de ruimte een bepaalde waarde heeft, en die van punt tot punt continu verandert. Men verdeelt nu de lijn AB in een groot aantal kleine stukjes en vermenigvuldigt de lengte van elk stukje met de waarde, die ƒ daar ter plaatse heeft. Al deze produkten worden opgeteld, waardoor een som ontstaat. Als men nu de verdeling van de lijn AB steeds fijner maakt, zodat ook het grootste stukje tot nul nadert, dan nadert deze som tot een grenswaarde, die men een lijnintegraal noemt. In het algemeen is deze afhankelijk van de gekozen weg tussen A en B. integraal.