o. (-en),
1. dood lichaam van een mens of dier: het slagveld lag bezaaid met lijken; een lijk zijn, gestorven zijn; een lijk ter aarde bestellen; zo bleek, zo koud als een lijk; hij zag als een lijk zo wit, (ook) hij werd zo wit als een lijk, doodsbleek;
2. (oneig.) persoon of zaak, waar het leven, de ziel uit is; een levend lijk, iemand die er totaal vervallen en erg vermagerd uit ziet;
3. (studententerm) iemand die stomdronken is; meestal als predik, bn.: zijn.