Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

lignine

betekenis & definitie

v./m., (ook: houtstof), een polymere, thermoplastische substantie, bestanddeel van het verhoute weefsel van planten.

Het ontstaan van de lignine wordt (door Freudenberg) verklaard uit de splitsing van coniferine: coniferine + glucosidase glucose + coniferylalcohol Door waterstof onttrekkende fermenten wordt coniferylalcohol gereduceerd en via enkele tussentrappen omgezet in lignine: coniferylalcohol + redoxasenradicalen ligninedimeer Lignine heeft een aromatische grondstructuur met als bouwstenen fenyl-propaangroepen, methoxylgroepen, fenolische en alifatische hydroxylgroepen, benevens carbonylgroepen. Het moleculair gewicht varieert van 2000—14000.

Lignine is in water en de gebruikelijke oplosmiddelen grotendeels onoplosbaar. Zij bevat 59-67 % koolstof en levert bij gerichte oxidatie 25 % aromatische aldehyden met meer of minder methoxylgroepen op. Lignine reageert met bisulfiet en thioglycolzuur en is in geconcentreerd zwavelzuur oplosbaar. Lignine is één van de meest resistente natuurstoffen van het plantenrijk en vormt een belangrijk uitgangsmateriaal voor de humusvorming. Zie hout, TECHNOLOGIE.

Isolatie van de originele lignine is moeilijk. In de techniek komen bij enkele procédés op grote schaal lignine en ligninederivaten als afvalprodukt beschikbaar, b.v. bij de fabricage van sulfaatcellulose en van sulfietcellulose resp. in de vorm van alkalilignine en van ligninesulfonzuur. Ca. 1/3 van het hout komt zodoende terecht in de afvalloog. Ligninesulfonzuur kan omgezet worden tot de aromastof vanilline (VS); andere toepassingen zijn: looistoffen, bindmiddelen voor de wegenbouw, antiketelsteenmiddelen, diverse stoffen met oppervlakactieve eigenschappen (o.a. betonhulpstoffen, boorspoeling, bindmiddel in veevoeder). Alkali-lignine kan men toepassen als vulmiddel (rubberindustrie), voor bodemverbetering (landbouw), als dispergeermiddel (diverse industrieën), voor het vervaardigen van kunstharsen (kernzandbindmiddel in ijzergieterijen).

LITT. A.J.de Kok en W.Boerhave Beekman, Hout in alle tijden v (1959); W.J.Schubert, Lignin biochemistry (1965); J.A.Pearl, The chemistry of lignin (1967); F.Melms en K.Schwenzon (red.), Verwertungsgebiete für Sulfitlauge (1967); K.Freudenberg en A.C.Neish, Constitution and biosynthesis of lignin (1968).