Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

lied

betekenis & definitie

o. (-eren),

1. algemene vorm van lyriek, een gedicht dat gezongen wordt of kan worden en dat bestaat uit strofen of coupletten, die doorgaans van gelijke bouw zijn : het lied van de twee koningskinderen; een vrolijk, een oud, een nieuw lied; het hoogste liedzingen, luid zingen van vreugde; nationale liederen, volksliederen; in litterair-historische zin bepaald met gedachte aan de inhoud van de woorden: geestelijke, wereldlijke, historische liederen; in muzikale zin bepaald met de gedachte aan de melodie: de liederen van Brahms; een lied componeren; in zegsw. veelal in de verkl.: dat is het einde van het lied, zo of dat is het slot van de zaak, de afloop;
2. gezang van een vogel: het lied van de nachtegalen;
3. melodisch geluid dat door iets voortdurend of op een bepaald ogenblik wordt voortgebracht: de wind zingt zijn lied,

Naar structuur onderscheidt men coupletliederen (elk couplet met dezelfde melodie), doorgecomponeerde liederen (met een eigen melodie voor elk couplet) en mengvormen. Naar bezetting onderscheidt men het sololied, het koorlied, het orkestlied, het volkslied en het geestelijke lied (-kerklied). Vaak wordt aan een lied de naam gegeven van het soort gedicht dat getoonzet is (b.v. ballade, sonnet).

Liederen zijn bekend vanaf de vroegste tijden, zoals het Oudgriekse Suleikalied. Elke cultuur heeft haar eigen liedkunst gehad. In West-Europa zijn de troubadoursliederen, de Engelse luitliederen (J. Dowland), het Duitse kunstlied van de 19e eeuw (o.a. Beethoven, Schubert, Schumann, Brahms, Wolf) en het Franse kunstlied, de mélodie (o.a. Fauré, Duparc, Debussy) belangrijk geweest.

In België was Peter Benoit de schepper van een romantisch-nationalistische Vlaamse liedkunst. De liederen van E.Hullebroeck, R.Veremans en A. Preudhomme verzekerden dit genre in België een blijvende populariteit. Het geestelijke lied kent een eigen ontwikkeling.

LITT. F.Noske, La mélodie française de Berlioz a Duparc (1954); H.Osthoff, Das deutsche Chorlied vom 16. Jahrh. bis zur Gegenwart (1955); D.Stevens, A history of song (1960); W.Oehlmann, Reclams Liedführer (1973).

< >