v., symbool c, de voortplantingssnelheid van elektromagnetische golven (waaronder licht).
De lichtsnelheid, die in het luchtledige 299792456,2 +/1,1 m/s bedraagt, is een fundamentele natuurconstante (relativiteitstheorie). In andere middenstoffen moet dit bedrag gedeeld worden door de brekingsindex van die stof. Daar de brekingsindex van lucht slechts zeer weinig groter is dan 1, is de snelheid in lucht slechts weinig minder dan die in het luchtledige. Binnen de materie is de snelheid voor verschillende golflengten verschillend; dit veroorzaakt het optreden van dispersie. De lichtsnelheid is in 1675 voor het eerst door Römer gemeten langs astronomische weg. Het bleek nl. dat verduisteringen van de manen van Jupiter, steeds te vroeg werden waargenomen wanneer de aarde dichterbij stond, en te laat als deze zich verderaf bevond.
Licht heeft ook een zekere tijd nodig om het verschil van beide afstanden af te leggen, en hieruit kon de lichtsnelheid worden bepaald. Ook door proeven op aarde heeft men de lichtsnelheid kunnen bepalen. Fizeau liet een smalle lichtbundel tussen twee tanden van een tandrad doorgaan en daarna terugkaatsen tegen een op grote afstand geplaatste spiegel, zodat het licht langs dezelfde weg terugkeerde. Werd het tandrad nu zo snel rondgedraaid, dat het een halve tandafstand verplaatste in de tijd die het licht nodig had om de afstand van tandrad naar spiegel heen en terug af te leggen, dan kwam het teruggekaatste licht juist tegen een tand aan, en werd dus niet meer doorgelaten. Foucault liet het licht via een draaibare spiegel naar een vaste spiegel gaan en terug. Bij stilstaande spiegel is heenen terugweg van het licht dezelfde.
Draait de spiegel echter zeer snel rond, dan is deze in de tijd, die het licht nodig heeft om daarvandaan naar de vaste spiegel en weer terug te gaan, iets gedraaid, zodat nu de teruggaande straal na terugkaatsing op de draaiende spiegel iets afwijkt van de heengaande straal. Uit de grootte van de afwijking kan de snelheid worden berekend. Michelson verfijnde de methode o.a. door de lichtweg tot 35 km te vergroten en vond (1926) 299798 + km.
Na 1945 is de lichtsnelheid met vele verschillende technieken gemeten, met resultaten die alle binnen de foutenmarge overeenstemmen.