m. (-ken),
1. vroeger een fotomechanisch reproduktieprocédé waarbij gebruik gemaakt wordt van met chroomgelatine bedekte glazen of metalen platen (niet meer in gebruik);
2. methode om documenten te reproduceren met behulp van bepaalde soorten lichtgevoelig materiaal dat geen zilverzouten bevat, zoals diazopapier (blauwdruk, diazotypie);
3. afdruk volgens een reproduktieprocédé;
4. druk uitgeoefend door lichtgolven. De lichtdruk kan zowel via de golftheorie als via de quantumtheorie van het licht berekend worden.
B.v. de druk, die het zonlicht uitoefent op een vlakje op het aardoppervlak. Aangezien druk = impulsverandering per seconde en (voor elektromagnetische straling) impuls = energie/lichtsnelheid (comptoneffect), en de zonne-energie = x 103 W/m2 op het aardoppervlak, is de lichtdruk = 1,5 x 103/3 x 10* = 5 x 1O-6 N/m
2. Aangezien de atmosferische druk ca. 105 N/m2 is, is de lichtdruk van het ongedempte zonlicht slechts 5 x 10-11 van de druk van de atmosfeer.